Lezen: Exodus 5
'Farao beval: Men verzware den dienst over deze mannen’.
Exodus 5:9
Door de dienst van Mozes had Jehova aan Israël bevrijding uit de slavernij laten aanzeggen. Een straal van hoop viel in het hart van het geknechte volk.
Maar deze zou spoedig wijken, want de druk bij de tichelstenen werd nog verzwaard. De HEERE deed Zijn volk op het smartelijkst onder de roede doorgaan, opdat Zijn uitkomst te majesteitelijker zou wezen.
Gods gekenden weten er van. Zij kregen een belofte van heil en zagen uit naar de vervullinguit, meer dan de wachters naar de morgen verlangen. Doch het werd niet licht om en in hen; de duisternis nam veeleer toe. De HEERE bracht Zijn keurlingen, ondanks Zijn toezegging, nog dieper in den nood.
Geen wonder, dat wij in zulke omstandigheden murmureren, gelijk Israël, en 's HEEREN woord in twijfel trekken. De duivel is er spoedig bij, om hoonlachend te vragen: ‘Ha, waar is nu uw God op Wien gij vertrouwde?’ En de binnenpraters laten zich evenmin onbetuigd.
Mozes, en niet Israël, moge ons voorbeeld zijn. Hij kreeg de God der belofte aan te lopen gelijk een waterstroom en de Hemel stelde hem gerust, dat Jehova een Waarmaker van Zijn woord is, maar ... op Zijn tijd.
Bekommerden, wacht op de HEERE, Zijn trouw zal blijken! Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is. Versaagt dan niet. Hij verandert de doodsschaduw in de morgenstond.
Ds. E. van Meer
Februari/maart 2025
"Zou God Zijn genâ vergeten?
Nooit meer van ontferming weten?
Heeft Hij Zijn barmhartigheên
Door Zijn gramschap afgesneên?"
Lezen: Exodus 10:21 – 11:10
'Mozes zeide tot Farao: “Er zal geen klauw achterblijven".’
Exodus 10:26
De Farao, koning van Egypte, wilde de Israëlieten uiteindelijk wel laten afreizen om de HEERE te dienen, maar dan moest al het vee achterblijven. Blijkbaar was deze maatregel bedoeld als een garantie dat het volk weer zou terugkeren om het zware werk bij de tichelovens zou hervatten. Mozes verzette zich echter tegen dit voorstel. Nee! Wanneer Gods erfdeel uittrekt, gaat het met al zijn bezit weg: geen kalf, geen lam, geen klauw, dus helemaal geen enkel beestje, zal achterblijven.
Een rijke waarheid wordt ons hier gepredikt. De Heere kent degenen die de Zijnen zijn; hun namen staan in Zijn beide handpalmen gegraveerd; hun voeten worden gericht op de weg de vredes, naar Sion; hun voor- en achterhoede is Jezus Christus, de Engel des Verbonds. Het is zo groot, dat zij, die van nature hellegangers waren, voorbestemd zijn om hemelzangers te worden.
Maar… het verkoren volk is nog zo wispelturig en dwaalziek. Ook is dat volk zorgeloos, zodat het de verkregen heilgoederen gemakkelijk ter aarde laat vallen.
Ja, wat zou er van terecht komen, als de HEERE Zelf niet waakte over hen? Maar Hij belooft: “er zal geen klauw achterblijven”. Niet eentje. Ook de geringste van Gods kinderen zal Thuis komen; en al de weldaden des Hemels, op de reis ontvangen, zullen eenmaal vóór de Troon van God als dankoffer worden neergelegd.
De hele zaligheid ligt vast in de Koning, in de getrouwe Verbondsgod, Hij zorgt voor Zijn Kinderen en zal nooit laten varen de werken Zijner handen.
Ds. E. van Meer
Juni/Juli 2025
"Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan;
De heiligheid is voor Uw huis, o HEER',
Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer."
Lezen: Exodus 12:1-13
'Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan".’
Exodus 12:13
De Israëlieten moesten, naar Gods bevel, het bloed van het Paaslam strijken aan de beide zijposten en aan de bovendorpel van hun deuren.
Daarin lag allereerst een schulderkentenis besloten: Het bondsvolk had het evenzeer verzondigd als de Egyptenaren. Israël had de doodstraf verdiend, die aan het lam was voltrokken; Jacobs kroost legerde in woningen, die aan het gericht vervallen waren. De weg des heils begint met de kennis der ellende.
Weet u dat? Niet slechts verstandelijk, doch bevindelijk?
Dan spreekt het bloed vervolgens ook van genade, van vrijspraak en behoudenis.
Het lam moest zonder gebrek zijn en in zijn geheel worden toebereid. Zo was de Borg heilig, onnozel (onschuldig), onbesmet en in Zijn zoendood is geen been ven Hem verbroken (Johannes 19:35). En verder mocht het lam niet in water worden gekookt, maar het moest aan het vuur worden gebraden. Het vuur is in de Schrift heel vaak een beeld van Gods Heilige verbolgenheid of toorn. En in dat vuur is de Middelaar plaatsbekledend geweest, toen Hij op Golgotha aan het kruis hing en de toorn Gods over Hem werd uitgestort.
Met bittere saus werd het Paaslam gegeten, ter herinnering aan de bitterheid van de Egyptische dienstbaarheid. Ja, en ook bij het genieten van de weldaden van Christus zal de bittere zelfveroordeling niet kunnen ontbreken.
Ds. E. van Meer
Juli/Augustus 2025
"Hij heeft voorheen aan Mozes Zijne wegen,
Aan Isrels zaad, tot hun behoud genegen,
Zijn daân getoond, en trouw'lijk hen geleid.
Barmhartig is de HEER’ en zeer genadig;
Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig;
De HEER’ is groot van goedertierenheid.”