Meer over Stichtelijk Woord

Meditaties ds. E. van Meer

GENADETIJD

 

Lezen: Psalm 111

’Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.’

Psalm 90:12

Mozes, de man Gods, legt ons in dit psalmvers twee gebeden op de lippen; zij zijn zeer gepast bij het begin van een nieuw kalenderjaar.

Het eerste gebed is: “Leer ons onze dagen tellen”.

Op de ons toegemeten levenstijd moeten wij niet minder zuinig zijn dan op ons geld. Geen dag, geen uur kunnen wij nog eens overdoen, maar wel krimpt met iedere slingering van de klok het heden der genade voor ons in, en wel nadert bij elke klop van ons hart de grote eeuwigheid, waarin ons lot onherroepelijk is beslist. Hoe roekeloos vergeten wij, zowel jongeren als ouderen, deze onweersprekelijke waarheid. Daarom klimme in ons op de smeking, dat de Heere ons wil leren de tijd uit te kopen en recht te gebruiken.

En het tweede gebed is: “Dat wij een wijs hart bekomen”.

Van nature zijn wij dwazen op geestelijk gebied, hoeveel vernuft en verstandelijke kennis wij op ander terrein ook tonen te bezitten. Een wijs hart vraagt naar de Heere en Zijne sterkte, bouwt op Christus en Zijn volbrachte werk, zoekt de leiding en verlichting des Geestes.

Want … een wijs hart leert zichzelf kennen als zwak, onkundig, zondig en des doods schuldig. Een wijs hart krijgt eigen inzicht, eigen kunnen, eigen vroomheid te wantrouwen, om in afhankelijkheid op te zien naar Hem, Die Zijn volk nooit begeeft noch verlaat.

Dat wij het nieuwe jaar zó mogen in- en doorgaan, Hem tot eer!

Ds. E. van Meer

januari / februari 2022

 

SMART OP SMART TE VREZEN

 

Lezen: Deuteronomium 4:1-13

‘Opdat gij bewaart de geboden van den HEERE, uw God.’

Deuteronomium 4:2b

Het vijfde Bijbelboek leidt ons naar het einde van de woestijnreis, ook naar het einde van Mozes’ leven. Voorgelicht door de Heilige Geest, beschrijft de grijze Godsman in de eerste drie hoofdstukken de weg, die Jehova met Israël gehouden had. Dan volgt een vaderlijke vermaning tot gehoorzaamheid. In telkens andere bewoordingen prees Mozes deze nodige zaak ernstig aan, want: “Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.”

Deuteronomium 4 sluit bij de voorgaande hoofdstukken aan. Daardoor werd aangewezen, dat Israël de geboden Gods uit dankbaarheid voor de ontvangen weldaden, zou doen.

Niet als een loonslaaf. De farizeeën hebben dit voorbij gezien: de nauwgezette betrachting van de Wet deed hen, naar hun overtuiging, gunst verdienen bij de Allerhoogste. En deze leer streelt het vlees en wil er daarom ook bij ons best in. De redenering lijkt zo logisch: ik heb het voor ‘s Heeren Aangezicht verdorven, dus zal ik zelf het ook weer in orde moeten maken. En onze hoogmoed fluistert ons in, dat wij God welbehaaglijk kunnen en willen zijn. Echter wij zullen eerst aan de goedertierenheden van Deuteronomium 1-3 kennis moeten hebben en daarna bindt de Heere ons Deut. 4 op de consciëntie.  Zijn Geest werkt dan ook een aanvankelijke gehoorzaamheid uit wederliefde.

Uitwendig naleven van Gods geboden mag dan geen grond voor de zaligheid zijn, maar mag toch niet veracht worden. In onze samenleving heeft Gods Woord steeds minder zeggingskracht, de mens gaat voort naar het goeddunken van het eigen hart. Kwade praktijken worden schaamteloos beoefend! En? Een massa ellende en verdriet is het gevolg ervan. Nederland zal geen dageraad hebben, als het de voorschriften Gods vertreedt. De uitwendige bekering van Ninevé onder Jona’s bekering was reeds tot heil. Zo zal ook de gehoorzaamheid aan Gods inzettingen, zij het slechts in het burgelijke en niet uit kracht van de wedergeboorte, voor eenieder winst opleveren!

Ds. E. van Meer

maart/april 2022

 

POSITIEVE OPVOEDING

 

Lezen: Deuteronomium 6:1-17

‘En deze woorden, die Ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen.’

Deuteronomium 6:6,7a

De ouders scherpen hun jeugdige kinderen, de kleine peuters en kleuters, al jong van allerlei zaken in:

De kleine moet het “mooie” handje geven, met “twee woorden” spreken, “dankjewel zeggen” bij een cadeautje, enz., enz. Bij het opgroeien van de kinderen worden hun nog weer andere regels ingeprent. {Ik denk aan “met mes en vork eten”, “rust-reinheid-regelmaat”, “gewenst gedrag”, maar ook allerlei verkeersregels, noemt u maar op.}

Maar waarom zijn veel ouders zo laks of nalatig, als het om Gods geboden gaat?

Zelfs onder de ouders, die bij de heilige doop van hun jongen of meisje een plechtige belofte aflegden, is er in dit opzicht een schandelijk verzuim. De wetten van burgerlijke beleefdheid en fatsoen schijnen belangrijker te zijn dan de instellingen ons gegeven door de HEERE, onze Schepper.

De eerste helft van onze tekst luidt:

Deze woorden {Deuteronomium 5 vers 6-21} zullen in uw hart zijn.”

Ach, wat hapert daar veel aan! De ouders hebben geen lust in Zijn dienst, dus hoe zullen zij hun kinderen dan daarin voorgaan? Vaders en moeders, het worde ons tot schuld voor de Heere, dat wij niet vragen naar Gods wil èn daarom tegenover onze kinderen veel te kort schieten.

Het zal wat zijn, als onze zoon of dochter ons eenmaal moet aanklagen: “Papa, mama, u was streng bij het naleven van menselijke voorschriften, maar bij het houden van Gods  Wet kwam het er niet op aan…” Het zal wat zijn als de Heere Zelf ons onderzoeken zal ten aanzien van onze ouderlijke roeping.

Vraag daarom toch zonder ophouden:

“Och, schonkt Gij mij, ook bij de opvoeding, de hulp van Uwen Geest!”

 

Ds. E. van Meer

mei/juni 2022

 

 

NOG NIETS VERANDERD?

 

Lezen: Deuteronomium 29:1-18

‘Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan.’

Deuteronomium 29:4a

“Het volk stond en zag het aan”, zo lezen wij van de Joden op Golgotha. Het drong niet tot hen door, aan welk misdrijf zij zich schuldig maakten, toen zij op Goede Vrijdag de Nazarener aan het kruis nagelden. Zij beseften ook helemaal niet, welke goedertierenheid de Hemel ten toon spreidde, toen de Heere Jezus de dood inging.

“Het volk stond en zag het aan”. Dat gold ook van de Israëlieten, die bij de grenzen van Kanaän gelegerd waren. Zij hadden gehoord en gezien, welke weldaden Jehova aan Zijn erfdeel bewees en welke gerichten Hij voltrok. Maar de betekenis hiervan ontging hun, merkten zij niet op, zij hadden geen hart om te verstaan.

“Het volk stond en zag het aan”.  Van nature is dat op een ieder mens, op ieder van ons, van toepassing. De Heere heeft krachtig gesproken in de tijd der Duitse bezetting en in de jaren daarna liet Hij Zich allerminst onbetuigd. De Heere spreekt krachtig in pandemieën, in oorlogen, en op zo vele andere wijzen in ons, uw en mijn leven. Hoe velen, of liever hoe weinigen, hebben er wat door geleerd en er winst uit getrokken? Er eeuwig voordeel meegedaan? De Heere trad binnen in het leven van de enkeling, Hij stond op de erve der kerken, Hij ging niet achteloos aan land en volk voorbij. Maar o zo vaak ontbreekt het hart om te verstaan.

Kan het nog anders worden? Mozes wijst naar Omhoog:

De Heere geve een ieder van ons een opmerkzaam hart, zodat Zijn woorden en daden niet langs ons afglijden zoals de regen langs een steen…

 

Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden.

 

 

Ds. E. van Meer

juli/augustus 2022

 

 

ROEPEN TOT GOD, HIJ MOCHT ZICH WENDEN!

 

Lezen: Jona 3

Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd.’

Jona 3:4b

 

“Straks komt de zondvloed, die het aardrijk zal verdelgen, indien gij u niet bekeert”, preekte Noach bij de ark aan zijn tijdgenoten. Maar de mensen wilden niet horen, ze spotten... en volhardden in hun boosheid. 

Jona liep één dagreize door die grote stad Ninevé, en hij preekte de ondergang van deze goddeloze stad. En deze burgers, samen met hun koning, ze geloofden... en verootmoedigden zich voor de Heere.

Een uiterlijke verbetering van de levenswandel was het zichtbare gevolg hiervan. De koning kwam van de troon en gebood dat ze zich bedekten met zak en as. Mens en beest vastte, van de grootste tot de kleinste, en riep sterk tot God.

Zij zullen zich bekeren. In het midden van de wereld herhaalt de Kerk het woord Gods: “Er is maar als één schrede tussen u en tussen de dood. Gij allen moet geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus.”

In onze tijd lijken velen op de mannen en vrouwen in Noachs dagen; zij verwerpen de boodschap en vervolgen hun heilloze pad. Anderen doen aan de Ninevieten denken: een eeuwig wee vervult hen met schrik, en om daaraan te ontkomen voegen zij zich naar christelijke zeden en gewoonten. Volgens Jona 3 vers 10 veracht de Heere zulk een uiterlijke omkeer in eigen kracht niet geheel. Maar de bekering, die Sion binnen leidt, gaat dieper en heeft een andere oorsprong. Zij is een zaak des harten en een vrucht des Geestes.

“Heere, bekeer Gij mij, zo zal ik waarlijk tot U bekeerd zijn.” Och, kwam het meer tot deze bede van afhankelijkheid, uit verootmoediging geboren.

 

Op (niet: Om!) uw noodgeschrei, deed Ik grote wond'ren.

 

Ds. E. van Meer

September/oktober 2022

 

 

on



  • © hersteld hervormde kerk 2024