Meer over Stichtelijk Woord

Meditaties ds. E. van Meer

GELOOFSVERSTERKING

Lezen: Genesis 9:1–17

'Mijn boog heb ik gegeven in de wolken.’

Genesis 9:13

Menselijke verklaringen moeten door eden, handtekeningen en zegels bekrachtigd worden; dat is een aanklacht tegen onze leugenachtigheid. Jehova heeft zulk een waarborg niet te stellen.

Maar waarom gaf Hij dan niet enkel de verzekering dat geen tweede zondvloed de aarde zou teisteren, doch bovendien Zijn boog als onderpand? Och, Hij weet van onze twijfelzucht en ongelovigheid. Daarom wilde Hij Zich vernederen, als ware Hij een onbetrouwbaar mens, door Zijn onfeilbaar Woord nog eens extra te versterken.

Dit is ook de betekenis der sacramenten. Zij voegen niets nieuws aan het gepredikte evangelie toe, maar zij onderstrepen de hemelse boodschap.

Vader Jakob zag de wagens, die Jozef uit Egypte zond en daardoor werd de blijmare, dat zijn dood gewaande zoon leefde, voor de patriarch bevestigd.

Het doopwater, het brood en de wijn zijn als Jozefs wagens en als de regenboog; zij dienen tot versteviging van het geloof in Gods getuigenis. Waar geen geloof is, daar zullen 's Heeren tekenen en zegelen geen nuttigheid doen.

Genesis 11 strekt tot bewijs. Men stelde een eigen toren boven Gods onderpand; maar de toren verviel tot puin en de regenboog overkoepelt nog 's Heeren troon (Openbaring 4:3). Zalig, wie onder de boog der trouw mag schuilen.

Ds. E. van Meer

Januari / februari 2020

 

GELOOFSTROUW EN -ONTROUW

Lezen: Genesis 12

'Er was honger in dat land; zo toog Abram af naar Egypte.'

Genesis 12:10

Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest om uit te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. ‘En hij is uitgegaan, niet wetende waar hij komen zou’, zo lezen wij in Hebreeën 11 vers 8.

De eerste helft van Genesis 12 tekent ons deze geloofsdaad. Het is geen geringe zaak afscheid te nemen van allen en alles waaraan het hart hangt en op het ongewisse af te reizen. De genade des Heeren maakt hem echter vertrouwend, dapper, goedsmoeds.

Maar zie nu eens hoe zelfs een Abraham op de hoogte van het geloof geen stand houdt. De tweede helft van Genesis 12 beschrijft zijn ingezonkenheid.

Als er honger in het land komt, heeft de aartsvader niets aan Gods beloften. En hij is uitgegaan uit de plaats die zijn erfdeel zou wezen, wél wetende waar hij komen zal; immers, hij trekt naar het korenrijke Egypte.

Doch de Schrift verhaalt hoe hij juist op die eigenwillige weg in zware moeilijkheden geraakt. Zo is het leven van het geloof: op en neer, eb en vloed.

Gelukkig dat de vastigheid van Gods kinderen niet in henzelf ligt. Och, dan kwam er niets van terecht. ‘Hij, die roept, is getrouw’. Hij houdt Zijn gekenden vast, ondanks hun afdwalingen. Hij brengt hen terug van hun doolwegen. Niemand zal hen uit Zijn hand rukken.

Ds. E. van Meer

Maart / april 2020

 

HET GENADEVERBOND

Lezen: Genesis 15

'Er was een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de stukken doorging.’

Genesis 15:17

Alleen in de weg van het zoenoffer kan de Heere de mens ontmoeten, want Hij is de driemaal Heilige en wij zijn onrein, melaats van het hoofd tot de voeten. Israël wordt aangaande deze waarheid onderricht als de tabernakel gebouwd is, want vóór het Heilige der Heiligen, de woonplaats van God, staat het koperen brandofferaltaar.

Doch ook reeds in de tijd der patriarchen (aartsvaders) Abraham, Izak en Jakob heeft de Heere God Zijn waarheid geopenbaard. Ons teksthoofdstuk is er een bewijs van.

De Eeuwige zou neerdalen om Zijn verbond met Abraham te sluiten, doch naar Goddelijke aanwijzing heeft de aartsvader van te voren een offerande toe te bereiden. Tussen de verdeelde dieren door loopt het pad waarlangs de Heere zal gaan.

En als Jehova voortschrijdt, is het onder het beeld van een rokende oven, van een vurige fakkel: Hij is een verterend Vuur (Hebreeën 12:29), al komt Hij Zijn gunst aan Abraham betonen.

In Christus Jezus is de vervulling van dit verhaal. Met Hem, de meerdere Abraham, het Hoofd van Zijn gemeente, heeft de Drie-Enige het verbond der genade opgericht. En het is enkel op de weg van Golgotha, langs het algenoegzame Offer heen, dat de Heere Die Zijn heilig recht handhaaft, in ontferming de heilbegerige zondaar tot Zich doet naderen. Mocht u Genesis 15 zó wel eens inleven?

Ds. E. van Meer

Mei / juni 2020

 

TOT STILSTAND GEBRACHT

Lezen: Genesis 16

'Vanwaar komt gij en waar zult gij heen gaan?’

Genesis 16:8

Met deze vraag wordt Hagar tot stilstand gebracht. Zij is niet op de rechte weg en krijgt dan ook te horen: ‘Keer weder tot Saraï, uw vrouwe, en verneder u onder haar handen.’

Deze vraag nu wordt evenzeer aan ons voorgelegd: ‘Vanwaar komt gij?’

Het antwoord is beschamend. Ons voorgeslacht leefde als koningskinderen in een paradijs. Maar die luister is teloor gegaan en veranderd in schande, toen de mens zich moed- en vrijwillig van zijn Schepper losscheurde. Zo zijn wij uit een slavenfamilie gesproten, onderworpen aan duivel, dood en oordeel Gods.

Onze afkomst is niet best, onze toekomst daarom evenmin. ‘Waar zult gij heen gaan?’

De Schrift zegt het nadrukkelijk: als verlorenen reizen wij naar het eeuwig verderf. Wij trekken ons evenwel bitter weinig van deze verschrikkelijke waarheid aan, totdat de Heilige Geest ons, gelijk een Hagar, halt doet houden. O, wat krijgt een ziel het dan benauwd!

Hagar moet terug naar het punt van uitgang: naar Abrams tenten. En wij hebben weer te keren tot Hem, Die wij in Adam verlieten. De eis van de bekering drijve tot de smeking: ‘HEERE, bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn’.

Heil ons, zo die bede verhoring vindt! Dan krijgt Gods volk te belijden: ‘Wij reizen naar die plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven.’

Ds. E. van Meer

Juli / augustus 2020

 

RECHTVAARDIG OF GODDELOOS?

Lezen: Genesis 18:17-33

'Zult Gij ook den rechtvaardige met den goddeloze ombrengen?’

Genesis 18:23

Wij hebben ons antwoord op deze vraag aanstonds gereed: ‘Nee, dat zal de HEERE zekerlijk niet doen.’

En toch is het gebeurd! Sla Jesaja 53 maar eens op. Daar leest u van de Rechtvaardige, Die met de overtreders is geteld geweest en door Jehova werd verwond en verbrijzeld.

Maar deze Rechtvaardige was de Borg, Die vrijwillig en naar 's Vaders welbehagen plaatsbekledend de zonden van Zijn gemeente op Zich nam. Op Gabbatha en Golgotha liet Hij Zich tot een goddeloze verklaren, tot een gevloekte maken, om doemschuldigen uit het gericht te verlossen.

Daar waren in Sodom geen tien rechtvaardigen; en in de ganse wereld zult u er ook thans geen tien vinden. Rechtvaardig betekent immers: volkomen beantwoordend aan Gods eis en welgevallen. Het Woord verklaart dan ook: ‘Er is niemand rechtvaardig, ook niet één; (…) allen zijn zij afgeweken’. (Romeinen 3:10,12)

Onverbiddelijk staat het geschreven: allen, zonder uitzondering, zijn aan de dood onderworpen.

Nu is er echter een volk dat zijn doodvonnis leerde billijken en niettemin roemt: ‘Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, maar leven’. Wie zijn het? Zij, die kregen te belijden: ‘Onze woning is in Sodom’, en die nochtans mochten vluchten naar Zoar, omdat in de Borg de goddeloze om niet gerechtvaardigd wordt.

Ds. E. van Meer

September / oktober 2020

 

 

GELOOFSGEHOORZAAM-HEID EN ZEGEN

Lezen: Genesis 22:1-19

'Daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, (...) voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen.'

Genesis 22:16-17

Ongetwijfeld is deze geschiedenis een voorafschaduwing van de volheid des tijds, toen God de Vader Zijn Zoon, Zijn Enige Die Hij liefhad, offerde in de kribbe van Bethlehem en op het kruis van Golgotha. Doch daarbij bepaal ik u thans niet.

Wij letten ditmaal op het slot van het verhaal. Jehova belooft dat Hij Abraham grotelijks zal zegenen, omdat de aartsvader zijn Izak aan den HEERE niet onthoudt.

Wordt Abraham nu een kroon op het hoofd gezet, omdat hij getoond heeft een voortreffelijk gelovige te wezen? Krijgt hij een hemelse lauwerkrans, omdat hij zich geducht heeft ingespannen om de HEERE welbehaaglijk te zijn?

Nergens in mijn Bijbel lees ik dat het zo toegaat in het Koninkrijk der hemelen. Abraham heeft zijn jongen op het altaar vastgebonden en het offermes gegrepen.

Zeker, maar vanwaar heeft hij de gehoorzaamheid aan 's HEEREN bevel en Wie bekwaamt hem tot het bijna onmogelijke?

De aartsvader heeft het niet van- en uit zichzelf. Integendeel, de Geest des HEEREN maakt hem gewillig en bereid. En zo kroont de HEERE niet Abrahams deugden, doch Zijn Eigen werk in de patriarch.

Paulus verzekert dan ook dat God de goede werken heeft voorbereid, opdat Zijn volk in dezelve zou wandelen. (Efeze 2:10) ‘Wie roemt, die roeme in den Heere!’

Ds. E. van Meer

November / december 2020

on



  • © hersteld hervormde kerk 2024